Bijgewerkt op 04 november 2020
De ruiter houdt zijn bovenlichaam in evenwicht op het zadel. Door verandering van houding kan het gewicht van het bovenlichaam naar voren, naar achteren, ofwel zijwaarts worden verplaats, deze verplaatsing wordt door het paard gevoeld en kan voor hem als een signaal worden begrepen, de gewichtshulp.
Uit de proeven van Gyula is gebleken welke invloed de houding van de ruiter heeft op de plaats van het zwaartepunt van het geheel paard-ruiter. Deze invloed is even groot als die van hoofd en hals van het paard zelf en dus ook even groot op diens bewegingen.
Bron: Ken uw paard H.Treffers pagina 101.
Net zo min als het strekken van de hals een paard kan dwingen zich voor- of zijwaarts te bewegen, zo min kan de veranderde houding van het bovenlichaam van de ruiter dit. De gewichtshulp is een hulp die het paard leert begrijpen, maar is gebonden aan situaties. Jonge paarden reageren al snel op de verplaatsing van het bovenlichaam van de ruiter, omdat deze verplaatsing steeds samengaat met, en direct wordt gevolgd door kuit- of teugelhulpen. Na verloop van tijd wordt dan de inleidende beweging, het verplaatsen van het bovenlichaam, al het signaal voor het paard om in de aangegeven richting te gaan of zijn lichaamshouding alvast aan te passen. Het verplaatsen van het bovenlichaam, de gewichtshulp, werkt dus voor het paard als voorbereiding dat er iets nieuwe gaat komen.
De gewichtshulp is als ‘hulp’, dat wil zeggen zelfstandige aanwijzing, niet op één lijn te stellen met teugelhulp en kuithulp. Zelfstandig toegepast is ze geen hulp waarvan men even grote invloed op het gedrag van het paard kan verwachten als van teugel- of kuithulp.
Bron: Ken uw paard H.Treffers pagina 102.
De gewichtshulp kan in bepaalde gevallen wel als extra ondersteuning van de teugel- of kuithulp dienen, bijvoorbeeld bij het voelen van de intentie van het paard om te weigeren. Maar als je op een smal bospad rijdt en je het bovenlichaam zijwaarts buigt om een tak te ontwijken zal dat voor het paard dat in de rijbaan onmiddellijk reageert op deze gewichtshulp, geen reden zijn om zijwaarts van het pad af te gaan.
Men heeft wel gemeend dat alleen al het gewicht van de ruiter een aandrijvende kon uitoefenen. Als dat zo was, zou een zwaar gewicht meer aandrijven dan een licht gewicht en zou dus een zwaardere ruiter meer aandrijvend vermogen hebben dan een lichte, en zou een lichte ruiter dit gebrek kunnen compenseren door zijn zakken te vullen met enkele kilo’s lood. Gewicht toch is een dode (niet bezielende noch bezielde) kracht, die alleen in verticale richting werkt en die het paard dan ook niet kan inspireren tot zelf-beweging: gewicht kan dus niet aandrijven werken.
Bron: Ken uw paard H.Treffers pagina 102.
Bezieling, paarden zijn fijne gevoelige dieren die de kleinste gewichtsverplaatsingen direct opmerken, maar ze voelen ook de diepere bedoeling van de ruiter, de motivatie ofwel de drijfveer van de ruiter.
Er zijn schrijvers die nog als aandrijvende hulp aangeven: ‘de zit’. Het woord ‘zit’ duidt een bepaalde houding aan waarbij de romp verticaal of nagenoeg verticaal gehouden wordt en daarbij wordt gedragen door het zitvlak. Het is dus de typering van een houding en kan dan ook bijvoeglijk gebruikt worden, bijvoorbeeld ‘zittend aandrijven’.
Bron: Ken uw paard H.Treffers pagina 102.
Je drijft aan door het aandrukken van de kuiten, waarna door het gebruik van de hak er meer nadruk gegeven kan worden. Als je op de beugels staat of de beugels gebruikt om een groot deel van het gewicht van je bovenlichaam te laten overnemen van het zitvlak. Dan kun je je kuiten en hakken niet zo krachtig kunnen gebruiken dan als je meer op je zitvlak zit en je benen dus minder belast zijn.
Voelt de eerste ruiter dat zijn paard zich terughoudt en niet voldoende reageert op de kuitwerking, dan zal hij zijn benen meer vrij moeten maken van hun dragende taak om effectiever te kunnen inwerken. Hij zal daartoe het gewicht van zijn romp meer overbrengen op zijn zitvlak; hij zal dus meer gaan zitten en zittende aandrijven. Het aandrijven gebeurt dus door de kuiten, …. en niet door de zit en het aantrekken van het kruis.
Bron: Ken uw paard H.Treffers pagina 103.
Het paard begrijpt al snel wat er gaat gebeuren als zijn berijder meer gaat zitten en daarbij het bovenlichaam iets meer opricht; het weet dat daar de inwerking van de kuiten, en eventueel de hakken, op zal volgen. Voor een niet opgeleid paard heeft deze veranderende houding nog geen betekenis, maar voor het ervaren paard is het oprichten van bovenlichaam het voorbereidende signaal geworden dat de drijvende kuithulp eraan komt. Het is hier dus de beweging van het bovenlichaam van de ruiter die als een inleidende signaal werkt waarop door het paard al vooraf reageert en niet de zit.
Het gebruik van het bovenlichaam is een bouwsteen van een effectief gebruik van de houding van de ruiter.