Bijgewerkt op 04 november 2020
Het gehoor heeft een grote invloed op de waarnemingen van het paard. Geluiden komen ongefilterd tot het paard en vragen ongewild zijn aandacht. De mate van aandacht voor een geluid verdringt de aandacht voor de ruiterhulpen.
…. het gehoor is bij het paard veel beter ontwikkeld dan bij de mens; het paard hoort geluiden die voor het menselijk oor niet meer waarneembaar zijn. Door het voortdurend rond bewegen van de oren zoekt het paard als het ware de omgeving af; heeft het een geluid waargenomen dan weet het ook de richting van waaruit dit afkomstig is.
Voor het opvangen van het geluid is de grote bewegelijke oorschelp een belangrijk hulpmiddel….. Ieder geluid heeft voor het paard een betekenis. Het kan zijn dat het ene geluid hem onverschillig laat, het andere kan hem iets te vertellen hebben dat voor hem van belang is; het wekt bij hem een gemoedstoestand op die afhankelijk is van de betekenis die het voor hem heeft. Zo kan een geluid geruststellend of kalmerend op hem werken, het kan echter ook enerverend of angstaanjagend voor hem zijn. Het paard speurt naar de aard van het geluid en beoordeelt daarnaar de producent ervan; het is door de veelheid van de geluiden voor het paard niet mogelijk deze juist te interpreteren dan zal het onrustig of schrikachtig zijn.
Als spoedig leert het paard te reageren op enkele woordklanken. Zo weet iedereen dat de woorden ‘stap’, ‘draf’ of ‘galop’ van de instructeur meer uitwerking hebben op het paard dan de kuiten van een beginnend ruiter. Men kent hieraan echter een niet al te grote waarde toe; onder andere omstandigheden werken zulke woorden niets uit, terwijl kalmerende of stimulerende klanken wel effect kunnen hebben. Het is vooral de aard van het geluid, de intonatie die van belang is, méér nog dan het eigenlijke woord. De intonatie is de weerspiegeling van de gemoedstoestand van degene die het geluid produceert; vandaar dat een kalmerend geluid, bijvoorbeeld ‘hooo!’ alleen dan op het paard effectief kan werken als het afkomstig is van iemand die innerlijk kalm is. Een ruiter die zelf angstig en onrustig is, zal er door ‘hooo!’te roepen niet inslagen zijn paard rustig te maken. Ook niet als een ruiter door een quasi-aanmoedigend geluid een weifelend paard over een hindernis zal laten gaan als die ruiter in zijn hart bang is voor die hindernis.
Bron: Ken uw paard H.Treffers pagina 26.
Uit bovenstaande is op te maken:
- Dat paarden veel ontvankelijker voor geluiden zijn dan de mens. Tijdens het rijden vragen geluiden die we niet horen in meer of mindere mate de aandacht van het paard. Voor ons is het geluid dat we niet kunnen horen, er eigenlijk niet. Het paard hoort het geluid ongewild, het geluid dringt het bewustzijn van het paard binnen. Het paard probeert onwillekeurig de bron van het geluid te plaatsen. Waar komt het geluid vandaan?
- Tijdens het rijden is het prettige dat het paard ook aandacht voor de aanwijzingen, de hulpen, van de ruiter heeft. Feitelijke ontstaat er een mededingen tussen de aandacht die het geluid trekt en de ruiterhulpen.